Vorige maand maakte ik samen met Albert Haar een interview met Jan Drenthe van het Tractor en Werktuigenmuseum in Valthermond. Het museum komt voort uit het bedrijf dat Jan Drenthe hier tot 1980 runde, samen met zijn vrouw Jo. De verhalen van Jan Drenthe zijn nu op film opgenomen. Binnenkort zal in het museum te zien zijn hoe de collectie tot stand is gekomen en waarom het zo’n mooie illustratie is van de naoorlogse ontwikkelingen in de landbouw. Tijdens het Drents Museumcongres op 19 november in Roden wordt de website www.museaindrenthe.nl gelanceerd, met daarop ook het museum van Jan Drenthe.
Smederij
Jan Drenthe werd in 1926 geboren in Ter Apel. Twee jaar later verhuisde hij naar Valthermond, waar zijn vader een kleine smederij begon. In 1939 werd Jan van school gehaald omdat hij zijn vader moest helpen: “Mijn broers mochten leren, maar ik was de handigste dunkt mij en moest mijn vader helpen.”
In 1951 verhuisde het bedrijf naar de plek waar het museum nu is. Achter het huis is een grote loods waar alle tractoren staan opgesteld. In de schuur daarnaast zit de smederij. Jan’s vader maakte daar eenscharige ploegen, vertelt Drenthe: “Daar had hij een dag voor nodig. Hij begon ‘s ochtends om een uur of zes en was tegen de avond klaar. Over een tweescharige ploeg deed hij anderhalve dag. Mijn moeder verfde ze later op. In het begin hebben we ook nog wel paarden beslagen, maar rond 1960 was dat echt afgelopen.
Marshallhulp
Dat had alles te maken met de landbouwmechanisatie. Voor de oorlog had een boer met twintig hectare grond twee of drie arbeiders in dienst..Na de oorlog was dat al snel niet meer op te brengen doordat de lonen razendsnel stegen. Bovendien werd er in 1951 met steun van de Marshallhulp een borgstellingsfonds opgericht, als stimulans voor boeren die zelf onvoldoende middelen hadden om te investeren.
Er werden duizenden trekkers ingevoerd, het meest Amerikaanse, zegt Drenthe: “Wij kochten en verkochten onze eerste tractor in 1947.Dat was nog een heel gedoe, omdat we daarvoor een vergunning nodig hadden. Een bureauhouder, meestal een grote boer die actief was voor de gemeenschap, beoordeelde of je voor een tractor in aanmerking kwam. Zelf had hij er natuurlijk als eerste in Valthermond een. Wij gaven ons op als loonwerker en toen kregen wij er ook een, een Farmall voor 2600 gulden. We hebben die vrij snel doorverkocht. Dat mocht eigenlijk niet, maar we konden ‘m nauwelijks betalen. Het was het begin van de handel. In tien jaar tijd hadden alle boeren in Valthermond een tractor.
McCormick tractoren
“Achter die allereerste tractoren”, vervolgt hij, “kwam gewoon een paardenwerktuig. In het begin zag je zelfs dat een dat een boer achter de ploeg bleef lopen, zoals je dat ook bij een paard doet. Tractoren werden alleen gebruikt om te trekken. Pas veel later kregen tractoren ook een hydraulische hefinrichting, waardoor de werktuigen er echt aan gekoppeld konden worden.”
In Amerika was de mechanisatie al ver voor de oorlog op gang gekomen . Een grote producent als McCormick liep daardoor ook voorop in de vormgeving van de tractoren. Het bedrijf werkte samen met Raymond Loewy, een belangrijke ontwerper die ook verantwoordelijk was voor de vormgeving van de merken Coca Cola en Lucky Strike. Door Loewy werden na 1938 alle McCormicktractoren in dezelfde kleur rood geleverd.
Graan en aardappelen
In een tweede loods staan de landbouwwerktuigen opgesteld. Een van de mooiste machines is de Osbourne Reaper, een graanmaaier die al aan het einde van de negentiende eeuw in Amerika gebruikt werd. De grootste is een combine uit 1959, een van de eerste machines die het graan kon maaien en kon dorsen. Aan de zijkant is goed te zien hoe het ding in elkaar zit, wat natuurlijk levensgevaarlijk was.Jan Drenthe: “Onvoorstelbaar dat het zo kon, zo open en bloot. Zo’n machine smeren, dat deden ze gewoon terwijl die draaide. Er zijn zoveel ongelukken mee gebeurd. Regelmatig verloren mensen hun handen of werden er vingers afgesneden.”
Verderop staan de werktuigen die gebruikt werden bij de aardappeloogst. Het zijn slimme machines die met kleine aanpassingen tijdens alle fasen van de aardappelteelt ingezet konden worden. Aardappelrooimachines hebben ervoor gezorgd dat vrouwen niet meer nodig waren op het land. Jan Drenthe: “Vroeger werkte het hele gezin op het land, op een rij, de kleinste kinderen het dichtst bij hun moeder. Dat is gelukkig afgelopen.”
Restauratie
In 1980 stopte Jan Drenthe met zijn bedrijf. Hij begon tractoren en landbouwwerktuigen te verzamelen, samen met zijn zoon Arend. “In de vakanties deden we aardappelen en brood in de kofferbak en zo gingen we op strooptocht in Frankrijk. Daar zag je die dingen overal langs de weg staan. Als een trekker ingeruild is, zit er geen zitting meer in, de lampen zijn eraf, de motorkap is los. Al die dingen kun je als onderdelen gebruiken. Ik ben smid, ik kan wat lassen, spuiten, uitdeuken, schuren, plamuren… Zo’n trekkertje, daar gaf ik niks voor, maar we hebben er wel voor 5000 dollar aan onderdelen bij moeten kopen. Bovendien zit er meer dan 500 uur in. Maar het ding doet het wel weer.”
Tractor en werktuigenmuseum Jan Drenthe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten