dinsdag 9 december 2014

Tien jaar jeugdzorgbeleid Stadsregio Amsterdam


Het afgelopen jaar werkte ik aan een aantal publicaties in opdracht van het ambtelijk team jeugdzorg van de Stadsregio Amsterdam. Daarover hield ik op 1 december 2014 een presentatie op de jeugdzorgconferentie ‘Lessons Learned’. Dit blog is een weergave daarvan.  

Veilig opgroeien

Historisch gezien is tien jaar een korte periode. Toch wilde de Stadsregio Amsterdam graag een publicatie waarin werd vastgelegd wat haar rol in die tien jaar is geweest - omdat die niet altijd even zichtbaar was. Want hoe laat je als subsidiegever zien wat je rol was bij het tot stand komen van een veilige leefomgeving voor kinderen of aan kwaliteit van jeugdzorg?  De publicatie moest ook een bedankje worden voor de wethouders, gemeenteraadsleden, ambtenaren en regiobestuursleden die mee hadden gewerkt. Een terugblik en een poging om inzicht te geven in het veld van de jeugdzorg – zo dat gemeentes er na 1 januari voordeel mee kunnen doen.
 

Boefje

In het boekje over 100 jaar jeugdzorg in Rotterdam dat ik jaren geleden schreef, speelde Boefje een grote rol. Een jongetje dat woonde in de Zandstraat, toen een van de slechtste straten van Rotterdam. Hij stal appels en peren en kwam zo in aanraking met de rechterlijk macht. Via Pro Juventute kreeg hij een voogd toegewezen die hem begeleidde. Dat gebeurde niet met instemming van de ouders – ook toen al was het wederzijdse wantrouwen groot. Het bestuur van Pro Juventute schreef in het jaarverslag van 1901: 

Zonder onze tussenkomst zou zeker tot een volslagen misdadiger zijn opgegroeid een jeugdige delinquent van elf jaar, die zich aan diefstal had schuldig gemaakt en nu thuis onder de bedstede werd opgesloten gehouden. Hij kon lezen noch schrijven. De aan hem toegevoegde patroon besteedde zeer veel moeite aan hem; toen het bleek dat de knaap zich onmogelijk kon schikken naar de orde op eenige school, ontving hij hem geregeld op zijne kamer, deed wandelingen met hem en liet hem gratis privaatles geven.

De patroon in kwestie was de beroemde schrijver en journalist M.J.Brusse, die ervoor zorgde dat er veel meer aandacht kwam voor de armoedige leefomstandigheden en de problemen van de jeugd. Boefje heeft zo erg bijgedragen aan de belangstelling voor het werk van de kinderbescherming. In feite was hij het eerste jeugdzorgkind dat landelijke bekendheid verwierf.

Digitale bronnen

Terug naar Amsterdam, naar deze tijd. In januari van dit jaar begon met het zoeken naar bronnen. Op de website van de Stadsregio vond ik Regionale Uitvoerings Plannen en jaarverslagen, ik las oude nummers van Regio journaal en Jong aan de Amstel, ik mailde de instellingen met de vraag om brochures, jaarverslagen en ander materiaal. Veel mooi of bijzonder materiaal was verdwenen, opgeruimd bij een verhuizing. Een enkele keer kreeg in het archief van de Stadsregio een stuk in handen dat zij bij toeval vonden. Wat we wilden, was laten zien hoe het beleid zich in de afgelopen tien jaar had gevormd. Welke afwegingen hadden de makers van dat beleid? Wat was er gemakkelijk of juist heel moeilijk tot stand gekomen? Interviews en persoonlijke notities bleken een welkome aanvulling op de officiële bronnen. 

Oral history

Voor deze publicatie sprak ik met tal van mensen die werkzaam zijn in de jeugdzorg. En gaandeweg werd weer eens bevestigd hoe ingewikkeld het is om de jeugdzorg te organiseren. Er zijn veel partijen bij betrokken en de belangen zijn groot: als het mis gaat, dan gaat het vaak ook erg mis.
En veranderen moet, want de samenleving verandert voortdurend en de ideeën over wat goed is voor kinderen ook. Maak je een persoon verantwoordelijk voor een kind, en laat je die doen wat hij dunkt dat het beste is, zoals Brusse dat deed, dan ontstaat er vroeg of laat de vraag of er niet meer regels en procedures nodig zijn. Maar zodra dat uit de hand loopt en jeugdzorg een bureaucratische operatie wordt, komt er kritiek op het feit dat er te weinig tijd en aandacht is voor de problemen waar het werkelijk om gaat.

Therapie of trampolinespringen

Still uit een animatiefilm over de Multiprobleemaanpak
Toen in 2005 de Wet op de jeugdzorg intrad was de verwachting dat de versnippering van de hulp zou worden tegengegaan. Er kwam een toegang in de vorm van Bureaus jeugdzorg. Men dacht dat er meer kinderen geholpen zouden kunnen worden voor minder geld en dat gezinnen weer zelf grip zouden krijgen op het hulpverleningsproces. De Stadsregio Amsterdam wilde niet langer instellingen subsidiëren op basis van hun capaciteit, maar vroeg zich af of kinderen zorg kregen die zo licht mogelijk was, kortdurend en dicht bij huis. Daarnaast wilde zij weten of die zorg resultaat had of de middelen effectief waren ingezet. Om dat goed te kunnen meten zette Paul Nota, tot 2008 hoofd van het team jeugdzorg, een systeem op van prestatie-indicatoren. Met de inhoud van de zorg bemoeide hij zich verder niet. Hij zei daarover: “Het gaat mij erom  of het stelsel van jeugdzorgvoorzieningen ervoor zorgt dat er gebeurt wat er moet gebeuren. Of kinderen geholpen worden door gesprekstherapie of door trampolinespringen, dat mogen de zorginstellingen zelf bepalen.”

Multiprobleemgezinnen

Van de instellingen werd wel gevraagd om samen te werken. Nieuw was de aanpak Multiprobleemgezinnen: gezinnen met een langdurige en complexe problematiek waarin soms wel twintig hulpverleners actief waren. De regel: een gezin, een hulpverleningsplan was het uitgangspunt en de hulp werd gecoördineerd vanuit de gemeente.
Cartoon: Wim Stevenhagen, uit: Jong aan de Amstel
Het team jeugdzorg van de Stadsregio Amsterdam had een grote rol in het stimuleren van deze aanpak, vertelde Christine Pollmann, sinds 2010 hoofd van het team jeugdzorg: “We leerden van het extra geld dat er was voor de wachtlijsten, dat dit niet altijd leidt tot duurzame oplossingen. Daarom zijn we na 2010 sterker gaan sturen op inhoud.”  
Dat was natuurlijk ook te danken aan een wethouder zoals Asscher, die van het begin af aan Kinderen eerst als motto had. Asscher was een groot voorstander was van Eigen Kracht conferenties voorafgaand aan de hulpverlening. De invoering daarvan en de bezuiniging die daarmee gepaard ging had grote gevolgen voor een aantal instellingen. Maar het was wel consequent vanuit de gedachte: het gezin moet zelf verantwoordelijk zijn voor hun problemen.

 

Jeugdzorg bij de gemeentes

Na 1 januari zal de jeugdzorg ondergebracht worden bij de gemeentes. Daarmee zullen zij dichter op de problemen van kinderen zitten. Wethouder Aboutaleb pleitte daar al voor in 2005, toen bleek dat hij niets te zeggen had over de uithuisplaatsing van zeven kinderen van een stadsnomade die in caravans voor de poorten van de gekraakte scheepswerf ADM verbleef.  
Nu bestaat de vrees dat gemeentes juist te veel over hun burgers te zeggen zullen krijgen, juist omdat ze op alle onderdelen van het bestaan iets over hen te zeggen hebben. Niemand wil terug naar de bevoogding van vroeger en we hebben niet meer te maken met notabele burgers die zich zorgen maken over losgeslagen knapen, maar met goed opgeleide hulpverleners die weten wat wel en niet werkt. Hoopgevend zijn ook de experimenten waarin de Stadsregio gemeentes liet experimenteren met hun nieuwe rol als opdrachtgever in het hulpverleningsproces.

Tot slot

De digitale publicatie die de Stadsregio Amsterdam vandaag presenteert, is het verslag van een ingewikkeld proces dat in feite een voorbode was van veranderingen die per 1 januari 2015 definitief zullen zijn. Het is geen uitputtend verslag maar de weergave van hoe het jeugdzorgbeleid in de afgelopen tien jaar is bedacht, beschreven en bijgestuurd. Door de vele verwijzingen is het bijna een archief op zichzelf.